clercke2


ter overdenking


Artikel door Anda geschreven in "DER CLERCKE CRONIKE" in de jaren 1938 - 1939.
Ze was 19 jaar, amper 20 toen ze dit schreef.


VRIEND EN VIJAND


In mijn vorig artikel ("Ter discussie", in de Clercke No.7) heb ik beweerd, dat misdaad een gevolg is van verkeerde oriëntatie. Gij zult misschien tegenwerpen, dat niet alle misdaden uit onwetendheid geschieden.
Onwetendheid in de absolute zin des woords is dan ook geen noodzakelijke voorwaarde, maar men kan de dingen ook in verkeerde proporties zien.
Een egoïst b.v. ziet één kant van zijn eigen belang abnormaal groot, niet alleen ten opzichte van het belang van zijn slachtoffers, maar ook ten opzichte van het nadeel dat hij zichzelf daardoor toebrengt, door zijn geweten te verknoeien en zijn eer te schenden. Iemand die de dingen in hun juiste proporties ziet, behoeft - om volgens zijn ethische idealen te leven - zichzelf generlei dwang op te leggen, omdat zijn eigen belang en zijn naastenliefde volkomen parallel lopen.
Hij zal dan ook geen heldenverering aanvaarden, omdat hij het volkomen vanzelfsprekend vindt, dat hij gehandeld heeft zoals hij gehandeld heeft.
Voorwaar, een held, die zichzelf opgeofferd heeft voor zijn ideaal is minder te beklagen, dan iemand die zijn ideaal heeft prijsgegeven, want de eerste heeft het minste - de tweede het ergste van twee kwaden gekozen.
Ik droomde dat ik op een hoogte stond en neerkeek op het meer van Genève.
Door het blauw groene water was de bodem duidelijk te zien, en leek niet meer dan 20 meter diep. Ik verwonderde mij daarover, omdat men mij altijd verteld had dat het 300 meter diep was. Toen zag ik tot mijn ontsteltenis reusachtige donkere gaten in de oever, waar het water gulpte en naar beneden viel, waar het met een dof gegrol door onderaardse wegen zijn weg vervolgde, honderden meters diep. Toen dacht ik: "De grootste diepten zijn elders dan men ze verwacht".
Wie de grondeloze diepten der zelfverachting kennen, zullen dit begrijpen. Tot hen zou ik willen roepen: "Er is één weg, die naar boven voert, sta op, breek met uw verleden en begin opnieuw".
Ieder mens heeft een oneindig aantal latente mogelijkheden in zich, en het hangt van toevallige, uitwendige prikkels af, welke zich tot een bewuste wil zullen ontwikkelen.
Zodra iemand erkent, dat hij de verkeerde weg is ingeslagen, kan hij nog ontelbare andere wegen inslaan. Een mens is niet iets stationnairs, maar iets dat voortdurend veranderen kan;
wat een mens vroeger was is hij nu niet meer, en wat hij nu is, behoeft hij later niet te zijn !
Niemand heeft dan ook het recht om te zeggen "die persoon is goed", of "die persoon is slecht". Wel kan men zeggen: "de daad is goed of slecht".
Een verstandig mens houdt er dan ook geen vaste persoonlijke vrienden of vijanden op na, maar noemt iemand zijn "vriend", wanneer hij zijn idealen steunt, en "vijand", wanneer hij zijn idealen tegenwerkt. Op die manier kan elke seconde een vriend tot vijand overgaan of omgekeerd.
In dit geval betekent het woord vijand niet: iemand die men al het beroerde toewenst, dat op aarde bestaat, maar eenvoudig iemand, die een tegengesteld doel nastreeft. Het is dwaasheid om zich over een "vijand" boos te maken; men neme kalm en zakelijk zijn maatregelen, zoals een schaakspeler kalm en zakelijk een zet berekent. Het is mogelijk, zijn vijanden lief te hebben, want er is een essentieel verschil tussen naastenliefde en een politiek bondgenootschap. Naastenliefde is niet meer dan logisch, op grond van onze genotypische gelijkheid. Indien gij uw eigen leven nagaat, zult gij moeten erkennen, dat het toevallige uitwendige prikkels zijn geweest, die u de stoot gegeven hebben tot nadenken in een bepaalde richting en dat zich hieruit uw wil - en uw daden - gevormd hebben.
Aan het zuivere toeval hebt gij dus te danken, dat gij op uw tegenwoordig geestelijk peil staat, en uw deugden zouden zich niet gemanifesteerd hebben, indien het toeval ze niet wakker gemaakt had.
Gij hebt dus niet het recht om neer te zien op degenen die door het toeval minder goed bedeeld geweest zijn.
Indien gij u zelf liefhebt, moet gij dus ook uw naasten liefhebben. Met "liefhebben" bedoel ik in dit geval "het goede toewensen", en niet hun daden goedkeuren".
Men meent vaak ten onrechte, zijn naaste een dienst te bewijzen door alles wat hij doet goed te keuren en hem in alles na te volgen.
Voorbeelden: men noemt het onsociaal om er een opinie of moraal op na te houden die afwijkt van die der meerderheid. Men noemt het onsolidair om een vriend niet te willen steunen bij de uitvoering van een of ander vergrijp. Men noemt het landverraad om niet mee te willen doen aan een onrechtvaardige (aanvals)oorlog.
Alsof men een zieke helpt door zichzelf ziek te maken en naast hem in bed te gaan sterven; alsof men een drenkeling een dienst bewijst door - wanneer men niet zwemmen kan - ook in het water te springen en naast hem te gaan belletjes blazen ! En toch - hoe vaak hoort men niet - wanneer men een daad afkeurt: "Iedereen doet het immers!".
Wat is dan de reden dat men wel gelooft, de dwaas een dienst te bewijzen, door zichzelf tot zijn peil omlaag te halen ?
Het is de onredelijke duistere macht, die ook een dolle hond de begeerte geeft om andere wezens te bijten, de lijder aan een venerische ziekte, om met gezonden om te gaan, de pessimisten om anderen tot wanhoop te brengen ..... het is .....de voortplantingswil van het kwade. Een zondaar vindt het inderdaad prettig om "niet alleen te staan".
Hierdoor alleen is het mogelijk, dat iemand door een woedende menigte gelyncht wordt, dat gehele volken zich aan excessen van machtswellust tegen een minderheid overgeven (men denke aan de jodenvervolging in Duitsland), dat men onder de valse leus van "Vaderlandsliefde" zijn vaderland - zowel als het nabuurland gaat verderven en vernielen - de terugkoppeling van kwaad op kwaad.
Tracht uw vijand niet te winnen door u naar zijn stellingen te begeven, want dat is gevaarlijk, maar tracht uw vijand in uw stellingen te lokken, en zorg dat dat voor hem niet gevaarlijk is. Indien gij mensen voor uw ideaal wilt winnen, moet gij ook uw tegenstanders een faire kans geven om naar u over te lopen zonder dat hun trots daarbij in het gedrang komt; men formulere mathematisch scherp zijn doel, maar men late persoonlijke beledigingen achterwege.
Het is nu eenmaal een menselijke eigenschap om niet graag tegen een agressief doende vijand ongelijk te erkennen, en indien gij bij voorbaat in het openbaar verkondigt dat uw tegenstanders onmensen zijn, dwingt gij hen om voor hun eer door te vechten, ook wanneer zij inzien dat hun zaak verloren is.
Alleen wanneer gij ridderlijk zijt jegens de overwonnene, hem direct ontvangt als een van uw gelijken, zult gij kans hebben dat de vijand zich gewonnen geeft.
Heb uw vijanden lief, heb uw naasten lief, maar wacht u voor te ver doorgedreven "persoonlijke trouw", die leidt tot verraad van eigen idealen !
Er zijn dingen die wel te vergeven, maar niet goed te keuren zijn !

M.T.M. Kerkhoven.