iers kasteel

Ik hoor daar een geluid.
Het komt steeds dichterbij.
Het geluid komt van de abdij.
Ik hoor het nu duidelijk.
Ik hoor een ruit rinkelen.
Hij werd ingeslagen door een schim.
Het is een nachtelijke vorst.
Hij zwerft over en in kastelen.
Het geluid is verdwenen.
Het was de wind die over het kerkhof gierde.
Het was de regen die tegen de ramen kletterde.
Het was het onweer dat de ruit in stukken deed vallen.
Het was het spook boven het graf waar ik naar keek.
Het was een schim.
Het leek op mijn vriend, dat spook.
Hij was het ook.

Frank, zaterdag 27 maart 1993

terug   volgende

HOME