uitscheidingsorganen


uitscheidingsorganen


De uitscheiding gaat via:
de darm
de huid
de slijmvliezen / lymfe
de nieren
de lever


De functies van de uitscheidingsorganen:

Dikke darm

voltooiing van de spijsvertering en opname van voedsel,
vorming van ontlasting,
opslag van ontlasting,
afvoeren van slakken en gifstoffen,
slijmproduktie (beschermingsfunktie tegen bacteriële aantasting en inwerking van zuren),
bacteriële activiteit,
resorptie van water en zouten,
vorming van vitamine K, vitamine B1, B2, B6 en ammoniak,
fermentatieprocessen (nuttige bacteriële omzettingen)
(rottingsprocessen, processen waarbij schadelijke stoffen ontstaan).

Dunne darm

het voedsel wordt vloeibaar gemaakt (verteerd, omgezet),
de voedseldeeltjes worden voor het lichaam toegankelijk gemaakt,
het uitvoeren van peristaltische bewegingen (voortstuwing van de spijsbrij),
secretie van darmsap en resorptie,
vermenging van de spijsbrij met de spijsverteringssappen.

De huid

mechanische bescherming,
bescherming van het lichaamsvocht,
bescherming tegen koude,
bescherming tegen oververhitting (uitdroging),
bescherming tegen straling,
bescherming tegen infectie (ziektekiemen),
bescherming tegen chemische beschadiging (schadelijke stoffen),
tastgevoel (koude, warmte, pijn),
opslagplaats van energie (onderhuids vetweefsel),
vochtreinigend vermogen (de derde nier),
vorming van vitamine D (zonlicht),
uitscheidingsorgaan (per etmaal ongeveer ¾ liter zweet),
warmte regulatie (vernauwing en verwijding bloedvaten, kippevel).

De slijmvliezen / lymfe

beschermfunktie tegen bacteriële aantasting en inwerking van zuren,
afvoer van weefselvocht via de lymfebanen,
afvoer van ontstekingsprodukten via de lymfebanen,
verteerde vetten worden vanuit de darm in de lymfevaten opgenomen (chylus).

De nieren

verwijdering van afvalstoffen,
constant houden van homeostasis van bloed- en weefselvocht
(volume en samenstelling van bloed worden gereguleerd),
het bloed wordt gefiltreerd,
nieren spelen een rol bij de handhaving van de zuurgraad van het bloed,
bloeddrukregulatie en controle op de vloeistofvolumes in het lichaam.

De lever

opbouw van eiwitten,
eiwitafbraak,
opbouw en afbraak van koolhydraten,
omzetten van suiker,
vetstofwisseling,
ontgifting (verwerking van afvalstoffen),
produktie van gal,
opbouw en afbraak van bloedcellen,
afweer,
de verwerking van de in de darm opgenomen voedingsstoffen,
vorming van stoffen die nodig zijn voor de bloedstolling.
stapelingsfunktie (behalve glycogeen worden de vitaminen A, D en B12 gestapeld, bovendien vindt er ijzerstapeling plaats).

In de natuurgeneeskunde werkt men veelal op de uitscheidingsorganen.

HOME